Regendruppels
Tien kleine regendruppels (10 vingers laten zien), vliegen in het rond (vingers in het rond bewegen)
Ze vallen op mijn haren, (vingers op je haren bewegen)
ze vallen op de grond (vingers naar de grond bewegen)
Ik pak mijn paraplu, dan blijf ik lekker droog (twee handen boven je hoofd)
Na de regen komt de zon, die maakt een regenboog (een boog tekenen met je handen)